Dat we er bij het opstaan op vertrouwen zonder kleerscheuren de avond te halen. Dat het zelfs niet in ons opkomt dat dat niet zo zou zijn. Dat we misschien wel bang zijn voor wat ooit, misschien en later. Maar dat we nooit denken dat het zomaar, hier en nu.
Gelukkig maar.
We zouden niet meer leven. Ons hoogstens terugtrekken in ons eigen stille bestaan. Alsof ons dan niets kan overkomen. Zou dat een leven zijn?
Laat ons na zo ’n aanslag op ons leven weer ontwaken uit de nacht. Laat ons dromen hebben en plannen maken. Laat ons opstaan en het leven met beide handen grijpen en elkaar bij de hand. Laat ons doorgaan, niet bang om te vallen en niet denkend aan de afgrond. Misschien. Ooit. Laat ons graag zien – onszelf, elkaar – omdat het ondanks alles en enkelen de moeite is. Laat ons elkaar ontmoeten en begrijpen. Of toch proberen. Laat ons kwaad zijn nu. Maar dan weer zacht. Laat ons vertrouwen. Omdat we dat willen. Omdat we dat kunnen. Omdat het niet anders kan.
Een jaar geleden schreef ik ik dit. Voor mijn collega ’s van het Sint-Ritacollege in Kontich die ontsnapten aan de hel. En om even stil te staan bij de hemel waarin we hier leven. Tot de hel losbarst.